Kolbs leerstijlen in de prullenmand?
Ervaringsleren van Kolb gaat uit van leerstijlen en leerfasen om leerdoelen te bereiken. Kolb onderscheidt denkers, doeners, bezinners en beslissers. De een wil graag direct aan de slag, de ander vindt het prettig informatie na te lezen en weer een andere deelnemer filosofeert graag. Zo hebben we allemaal onze persoonlijke mix van leervoorkeuren.
Naast het ervaringsleren van David Kolb zijn er de leerstijlen van Jan Vermunt. Vermunt gaat uit van de reproductiegerichte leerstijl, de toepassingsgerichte leerstijl, de betekenisgerichte leerstijl en de ongerichte leerstijl. En dan hebben we nog de leervoorkeuren van Manon Ruijters. Zij onderscheidt: kunst afkijken, participeren, kennis verwerven, oefenen en ontdekken. Zetten we deze drie invalshoeken naast elkaar, dan zie je als overeenkomst dat leren niet op één manier plaatsvindt. Iedere deelnemer is anders en heeft zo zijn eigen voorkeuren.
Maar is werken volgens de leerstijlen nog wel geldig als we kijken naar recent onderzoek over brein en leren?
Ofwel: moet Kolbs theorie naar de prullenmand verwezen worden?
Ik zeg ja, als je
zijn leer interpreteert als een rigide methode waarmee denkers alleen op de ene manier informatie aangereikt krijgen (veel lees- en luisterwerk) en doeners op de andere (vol activiteit) Ten eerste is een mens gelukkig niet in een hokje te plaatsen en hebben we doorgaans van elke leerstijl wel wat in ons. Ten tweede wil een leervoorkeur niet zegen dat dat de beste manier is om informatie op te nemen, te verwerken en te onthouden. Want hoewel het motiverend is om aan te sluiten bij de favoriete leerstijl, kan het bijzonder leerzaam zijn om juist te worden uitgedaagd.
Wat wel uit onderzoek blijkt, is het goede effect van het stimuleren van meerdere gebieden in onze hersenen, en variatie aan te bieden. En dan blijkt Kolb zo gek nog niet.
Mag Kolb uit de kast?
Ik zeg ja, omdat
het voor ons als opleiders belang is de inhoud ook verschillend aan te bieden.
Bij de IMPACT-methode ga ik uit van de vier fasen van Kolb. Ik verdeel de trainingsinhoud in kernsessies met elk een eigen thema. Elke kernsessie bevat de vier fasen in leren, zodat deelnemers elke fase doorlopen.
Per fase denk ik na over de inhoud (wat wil ik doen, vertellen, deelnemers laten ervaren) en vervolgens over de werkvorm die daar goed bij past.
Wanneer ik veel informatie wil delen, ligt de nadruk op het conceptualiseren. Bij een andere kernsessie ligt de nadruk op ervaren, oefenen en het geleerde toepassen. Door elke fase te doorlopen, sluit ik aan op verschillende leerbehoeften. De leerdoelen per kernsessie formuleer ik op het niveau van Toepassen. Na afloop kan de deelnemer iets: reproduceren, uitleggen of toepassen in de praktijk. En als er een ding belangrijk is, is dat we niet blijven hangen in theorie. Want waarom leren we? Om er iets mee te kunnen, toch?
Moet Kolb volgens jou in de prullenmand of mag zijn theorie uit de kast? Ik ben benieuwd naar je reactie.
Persoonlijk vind ik Kolb veel te beperkt. Ik werk zelf met ‘breingebaseerd leren’. Ik ben het helemaal met je eens dat het belangrijk is om de inhoud op verschillende manieren aan te bieden.